Entertainment
alle pijlers
Flopje en andere juweeltjes van Annie MG Schmidt
donderdag 23 april 2009 om 23:38
Annie MG Schmidt, wat heeft ze toch veel moois geschreven! Ik ben groot fan van haar gedichten en één van mijn favorieten is Flopje.
Omen noemde Flop in een ander topic en dat bracht me er toe om weer eens een ode te brengen aan één van de beste kinderverhalen en -gedichtenschrijfsters, die Nederland ooit heeft gekend.
Annie, bedankt!
Plaats hier je favoriete Annie MG Schmidt!
Omen noemde Flop in een ander topic en dat bracht me er toe om weer eens een ode te brengen aan één van de beste kinderverhalen en -gedichtenschrijfsters, die Nederland ooit heeft gekend.
Annie, bedankt!
Plaats hier je favoriete Annie MG Schmidt!
oh that purrrrrrrrrfect feeling
zondag 26 april 2009 om 05:57
De Professor en Jolijtje
Er was eens een professor. Hij was knap hoor, daar niet van,
maar 't was zo'n ouwe, droge, nare, zure, enge man!
Hij had geen vrouw, hij had geen kind, hij had geen radio.
Hij had alleen een juffrouw voor het huishouden en zo.
Op twintig februari is die juffrouw weggelopen -
want die professor was zó gierig; zij mocht nooit iets kopen.
Ze kreeg droog brood met vim en af en toe een dooie muis.
Daar houdt geen juffrouw het op uit. Ze liep dan ook uit huis.
Daar zat dan die professor bij zijn kale boterham,
en nooit en nooit en nooit 's iemand, die er bij hem kwam.
De spinnen weefden webben om zijn stoel en om zijn bed.
De muizen kropen in zijn boord en dansten in 't buffet.
De mot zat in zijn baard en in zijn hoed en in zijn kleren,
en hij zat daar maar eenzaam in zijn kamer te studeren.
Maar op een middag keek hij uit het raam - en kijk 's an:
de mensen waren aan de schoonmaak - waarom was dat dan?
De zon scheen in het vijvertje, het perkje was zo groen,
en alle, alle kinders zongen liedjes in 't plantsoen.
En toen kreeg die professor toch zo'n kriebel in z'n maag!
Hij zei: Ik g'loof warempel dat het Pasen is vandaag.
Hij werd er bijna vrolijk van. Hij lachte en hij zei:
Wel, als het dan toch Pasen is, kook ik vandaag een ei.
Dus liep hij naar de keukenkast. Daar stond er net nog een.
Een mooi bruin ei, daar op het rek. Het stond er heel alleen.
Hij zette water op en pakte 't eitje van het rek.
Maar toen opeens! Wat griezelig! Wat vreemd, wat reuzegek!
Dat ei, daar zat muziek in, ja. Dat ei, dat gaf geluid!
't Was haast niet te geloven, maar er kwam een wijsje uit.
Het speelde ping ping pongelong - ontzettend intressant!
Het speelde van: Al in een groen groen knollen knollenland.
Nou, de professor schrok zó erg. Hij gaf een luide gil –
en liet het eitje vallen. Pats. Toen stond 't muziekje stil
en 't ei was stuk. Maar kijk, er kwam iets uit gekropen - hee!
Een kuikentje misschien, o nee, geen kuikentje, o nee.
Een heel klein, hééél klein, hééél klein meisje kwam daar uit het eitje.
Ze krabbelde gauw overeind en zei: Ik ben Jolijtje!
Jolijtje had twee vlechtjes en een schort, een mooie gele.
Ze hield een fluitje in haar hand. Daar zat ze op te spelen.
Je snapt wel, die professor was zo vreselijk verbluft,
hij wist niet wat hij zeggen moest, hij was totaal versuft.
Maar hup, Jolijtje ging meteen aan ’t schrobben en aan ’t schuren.
Ze maakte 't hele huis aan kant, ze boende alle muren.
Ze haalde uit het tuintje wat rabarber en wat sla.
Ze kookte lekker eten met rozijnenpudding na.
En de professor at en at. Hij keek zijn ogen uit –
en zij zat op de tafel en ze speelde op haar fluit.
Ze bleef bij hem in huis, Jolijtje. 't Was zo naar haar zin.
En 't zeepbakje dat was haar bed. Daar sliep ze altijd in.
Ze reed ook op de schrijfmachine mee. Zo af en toe.
Soms zat ze in de schemerlamp en speelde kiekeboe.
Dan zat ze weer gezellig boven op het schrijfpapier,
of boven op de inktpot, en ze hadden zo'n plezier!
Ze kookte en ze waste en ze hield het huis in orde,
en de professor, o, hij was een ander mens geworden.
Hij was niet naar en gierig meer, hij werd ontzettend lief!
En als zij vroeg: Wilt u nog thee? dan zei hij: Asjeblief:
En iedereen daar in de buurt, die zei: Wat eigenaardig –
't was vroeger toch zo'n nare man, en nou is ie zo aardig!
Maar niemand wist natuurlijk heel precies hoe of het zat.
En nu gaat de professor 's middags wandelen in de stad.
En altijd als hij uitgaat, met zijn mooie zwarte pak,
dan zit Jolijtje heel gezellig in zijn vestjeszak.
Er was eens een professor. Hij was knap hoor, daar niet van,
maar 't was zo'n ouwe, droge, nare, zure, enge man!
Hij had geen vrouw, hij had geen kind, hij had geen radio.
Hij had alleen een juffrouw voor het huishouden en zo.
Op twintig februari is die juffrouw weggelopen -
want die professor was zó gierig; zij mocht nooit iets kopen.
Ze kreeg droog brood met vim en af en toe een dooie muis.
Daar houdt geen juffrouw het op uit. Ze liep dan ook uit huis.
Daar zat dan die professor bij zijn kale boterham,
en nooit en nooit en nooit 's iemand, die er bij hem kwam.
De spinnen weefden webben om zijn stoel en om zijn bed.
De muizen kropen in zijn boord en dansten in 't buffet.
De mot zat in zijn baard en in zijn hoed en in zijn kleren,
en hij zat daar maar eenzaam in zijn kamer te studeren.
Maar op een middag keek hij uit het raam - en kijk 's an:
de mensen waren aan de schoonmaak - waarom was dat dan?
De zon scheen in het vijvertje, het perkje was zo groen,
en alle, alle kinders zongen liedjes in 't plantsoen.
En toen kreeg die professor toch zo'n kriebel in z'n maag!
Hij zei: Ik g'loof warempel dat het Pasen is vandaag.
Hij werd er bijna vrolijk van. Hij lachte en hij zei:
Wel, als het dan toch Pasen is, kook ik vandaag een ei.
Dus liep hij naar de keukenkast. Daar stond er net nog een.
Een mooi bruin ei, daar op het rek. Het stond er heel alleen.
Hij zette water op en pakte 't eitje van het rek.
Maar toen opeens! Wat griezelig! Wat vreemd, wat reuzegek!
Dat ei, daar zat muziek in, ja. Dat ei, dat gaf geluid!
't Was haast niet te geloven, maar er kwam een wijsje uit.
Het speelde ping ping pongelong - ontzettend intressant!
Het speelde van: Al in een groen groen knollen knollenland.
Nou, de professor schrok zó erg. Hij gaf een luide gil –
en liet het eitje vallen. Pats. Toen stond 't muziekje stil
en 't ei was stuk. Maar kijk, er kwam iets uit gekropen - hee!
Een kuikentje misschien, o nee, geen kuikentje, o nee.
Een heel klein, hééél klein, hééél klein meisje kwam daar uit het eitje.
Ze krabbelde gauw overeind en zei: Ik ben Jolijtje!
Jolijtje had twee vlechtjes en een schort, een mooie gele.
Ze hield een fluitje in haar hand. Daar zat ze op te spelen.
Je snapt wel, die professor was zo vreselijk verbluft,
hij wist niet wat hij zeggen moest, hij was totaal versuft.
Maar hup, Jolijtje ging meteen aan ’t schrobben en aan ’t schuren.
Ze maakte 't hele huis aan kant, ze boende alle muren.
Ze haalde uit het tuintje wat rabarber en wat sla.
Ze kookte lekker eten met rozijnenpudding na.
En de professor at en at. Hij keek zijn ogen uit –
en zij zat op de tafel en ze speelde op haar fluit.
Ze bleef bij hem in huis, Jolijtje. 't Was zo naar haar zin.
En 't zeepbakje dat was haar bed. Daar sliep ze altijd in.
Ze reed ook op de schrijfmachine mee. Zo af en toe.
Soms zat ze in de schemerlamp en speelde kiekeboe.
Dan zat ze weer gezellig boven op het schrijfpapier,
of boven op de inktpot, en ze hadden zo'n plezier!
Ze kookte en ze waste en ze hield het huis in orde,
en de professor, o, hij was een ander mens geworden.
Hij was niet naar en gierig meer, hij werd ontzettend lief!
En als zij vroeg: Wilt u nog thee? dan zei hij: Asjeblief:
En iedereen daar in de buurt, die zei: Wat eigenaardig –
't was vroeger toch zo'n nare man, en nou is ie zo aardig!
Maar niemand wist natuurlijk heel precies hoe of het zat.
En nu gaat de professor 's middags wandelen in de stad.
En altijd als hij uitgaat, met zijn mooie zwarte pak,
dan zit Jolijtje heel gezellig in zijn vestjeszak.
If at first you don’t succeed, call it version 1.0
dinsdag 5 mei 2009 om 10:43
Deze vertelde mijn moeder altijd als ik iets gedaan had wat niet mocht
Aan de weg naar Hellevoetsluis
Staat het Stoute-Kinderen-Huis
Allemaal kinderen wonen daar
honderd kinderen bij elkaar
Allemaal doen ze stoute dingen
Heel hard schreeuwen en heel hard zingen
Gillen van HOE! en roepen ven HEI!
Is daar dan geen meester bij?
Jazeker...
Meester Joachim B de Waard
Heeft een griezelig lange baard
Meester Joachim is altijd
buiten zichzelf van kwaaiigheid
stilte!! Roept hij, Bengels, Vlegels!
Allemaal krijg je 100 regels
Maar de kinderen roepen BEH
oh oh oh wat schandelijk, he?
Jazeker...
Kijk die kinderen toch eens gaan
Joelend over de oprijlaan
Trekkend aldoor aan de baard
Van meester Joachim B. de Waard
Klimmen in bomen en hangen aan hekken
Gillen en schreeuwen en joelen als gekken
Zeg eens hoor jij ook niet thuis
In dat Stoute-Kinderen-Huis?
Ja... nee toch?
nu stond er bij ons huis een heel groot kasteel en ik heb jarenlang gedacht dat dit het stoute kinderenhuis was
Aan de weg naar Hellevoetsluis
Staat het Stoute-Kinderen-Huis
Allemaal kinderen wonen daar
honderd kinderen bij elkaar
Allemaal doen ze stoute dingen
Heel hard schreeuwen en heel hard zingen
Gillen van HOE! en roepen ven HEI!
Is daar dan geen meester bij?
Jazeker...
Meester Joachim B de Waard
Heeft een griezelig lange baard
Meester Joachim is altijd
buiten zichzelf van kwaaiigheid
stilte!! Roept hij, Bengels, Vlegels!
Allemaal krijg je 100 regels
Maar de kinderen roepen BEH
oh oh oh wat schandelijk, he?
Jazeker...
Kijk die kinderen toch eens gaan
Joelend over de oprijlaan
Trekkend aldoor aan de baard
Van meester Joachim B. de Waard
Klimmen in bomen en hangen aan hekken
Gillen en schreeuwen en joelen als gekken
Zeg eens hoor jij ook niet thuis
In dat Stoute-Kinderen-Huis?
Ja... nee toch?
nu stond er bij ons huis een heel groot kasteel en ik heb jarenlang gedacht dat dit het stoute kinderenhuis was
Je moet soms vallen om weer leren op te staan