
Ik kwam gisteren Karma tegen...
woensdag 9 september 2009 om 16:01
Ik liep een beetje te lopen, toen ik een verward om zich heen kijkende jongedame zag. Dus ik ging me daarmee bemoeien, want dat doe ik graag. Het bleek hier te gaan om een buitenlandse jongedame die de weg kwijt was. Impulsief zei ik dat ik wel met dr mee zou lopen naar waar ze heen moest, waarom ook niet. Onderweg raakten we aan de praat over van alles en nog wat. Ze vroeg wat advies omtrent wat zaken in mijn woonplaats, en ik antwoorde zo goed als ik kon. Nadat ze op de plek van bestemming was gekomen heb ik haar mijn telefoonnummer gegeven, voor het geval dat ze weer de weg kwijt zou raken.
Ze bedankte me uitvoerig en bij het weggaan vroeg ik nog: hoe heet je eigenlijk?
Ik heet Karma zei ze.
Goh...karma...
(Zomaar ff een zinloze losse gedachte die ik wilde delen)
Ze bedankte me uitvoerig en bij het weggaan vroeg ik nog: hoe heet je eigenlijk?
Ik heet Karma zei ze.
Goh...karma...
(Zomaar ff een zinloze losse gedachte die ik wilde delen)
woensdag 9 september 2009 om 16:22
quote:minny schreef op 09 september 2009 @ 16:04:
Nou tis echt gebeurt anders HPL. In tegenstelling tot die pompeuze sprookjes waar men anders mee placht aan te komen Ik weet niet wat jij onder boeddistische parabels verstaat maar die zijn alles behalve pompeus.
Nou tis echt gebeurt anders HPL. In tegenstelling tot die pompeuze sprookjes waar men anders mee placht aan te komen Ik weet niet wat jij onder boeddistische parabels verstaat maar die zijn alles behalve pompeus.
Je hoeft me geen gelijk te geven, ik heb het al. Vraag maar aan dangeensuus.
woensdag 9 september 2009 om 16:31
Over Karma
De haat van de hater
Een boeddhistische parabel uit India over blinde haat
Toen de Boeddha hoorde dat de monniken van Kosambi ruzie hadden, ging hij naar hen toe en zei: "Genoeg, monniken! Geen ruzies! Geen geschreeuw! Geen strijd! Geen getwist!" Daarna zei hij: "Monniken! Ruzie, geschreeuw, strijd en twist zijn allemaal heilloos. Want door een ruzie kon zelfs een kleine kwartel een edele olifant doden." En de Boeddha vertelde:
Vroeger, toen Brahmadatta over Varanasi regeerde, was de toekomstige Boeddha wedergeboren als een olifant. Hij groeide op tot een mooie grote olifant en verwierf een gevolg van tachtigduizend olifanten, hij werd de leider van de kudde en hield zijn verblijf in het Himalaya-gebergte.
In die tijd legde een wijfjeskwartel haar eieren in het gebied waar de olifanten woonden. Toen de eieren uitgebroed waren, braken de kuikens de doppen open en kwamen naar buiten. Voordat hun vleugels volgroeid waren en voordat de jonge vogels konden vliegen, kwam het Grote Dier terug naar die plek met zijn gevolg van tachtigduizend olifanten, op zoek naar voedsel.
Toen de kleine kwartel hem zag, dacht zij: "Deze olifantenkoning zal mijn kuikens verpletten en doden. Wel, ik zal hem vragen om rechtvaardige bescherming voor de verdediging van mijn kleintjes." Ze ging recht voor hem staan, vouwde haar vleugels open en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, olifant van zestig jaar,
Boswachter, roemrijke leider van de kudde;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Het Grote Dier zei: "Maak je geen zorgen, kleine kwartel, ik zal je kinderen beschermen." En hij boog zich over de kuikens en de tachtigduizend olifanten met hem. Toen richtte hij zich tot de kleine kwartel: "Achter ons komt een eenzame olifant, hij zal niet naar ons luisteren. Als je hem ook om bescherming vraagt, zijn je kleintjes misschien veilig." Dit gezegd hebbende, ging hij weer weg.
De kleine kwartel ging verder en ontmoette de eenzame olifant, betoonde respect met haar vleugels en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, eenzame olifant,
Boswachter, u gaat over heuvel en berg;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Toen de eenzame olifant deze woorden hoorde, sprak hij het volgende vers uit:
Ik zal je kuikens doden, kleine kwartel.
Wat kun jij me aandoen, zwakkeling?
Zelfs honderdduizenden als jij
Kan ik verpletten met mijn linker voet.
Zoals gezegd vertrapte hij de kleintjes onder zijn poot, waste ze weg met een straal urine, en liep trompettend weg. De kleine kwartel streek neer op een tak van een boom en dacht: "Ja, nu loop je nog te trompetten. In een paar dagen zul je zien wat ik je kan aandoen! Je begrijpt niet dat de geest sterker is dan het lichaam. Maar ik zal het je laten begrijpen!" En zo dreigend, sprak zei het vierde vers uit:
Niet altijd helpt brute kracht;
Kracht verslaat de dwaas.
Koning-olifant, ik zal je krijgen,
Je doodde mijn kleintjes omdat ik zwak ben.
Een paar dagen later richtte de kwartel zich tot een kraai. De kraai stond haar te woord en zei: "Wat kan ik voor je doen? " De kleine kwartel zei: "Meester, er is maar één ding dat ik gedaan wil hebben. Ik vraag je de ogen uit te steken van de eenzame olifant." "Komt goed," antwoordde de kraai. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een vlieg. De vlieg zei: "Wat kan ik voor je doen?" De kleine kwartel zei: "Als de kraai de ogen uit de oogkassen van de eenzame olifant heeft gestoken, vraag ik jou daar eitjes in te leggen." "Komt goed," antwoordde de vlieg. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een kikker. De kikker vroeg: "Wat kan ik voor je doen?" "Als de eenzame olifant blind is en naar water zoekt, alsjeblieft, spring naar de top van de berg en kwaak, en als hij de bergtop opgeklommen is, spring dan weg en kwaak in het dal. Dit is alles wat ik van je vraag." Toen de kikker dit hoorde zei ook hij: "Komt goed."
Op een dag pikte de kraai de beide ogen van de olifant uit en de vlieg legde er eitjes in. De olifant werd aangegeten door maden, gek van de pijn en smachtend naar water doolde hij rond, zoekend naar iets te drinken. Op dat moment sprong de kikker naar de bergtop en kwaakte. De olifant dacht: "Daar moet water zijn," en klom de berg op. Toen sprong de kikker naar beneden en aangekomen in het dal, kwaakte het daar. De olifant dacht: "Daar moet water zijn." Toen hij bij de rand van de afgrond kwam, viel hij naar beneden en stierf.
Toen de kleine kwartel zag dat hij dood was, riep ze uit: "Ik heb de rug van mijn vijand gezien!" Voldaan en blij liep ze trots heen en weer over zijn schouders. Daarna overleed ze zelf als gevolg van haar daden.
Toen de Boeddha de laatste rekels uitsprak keek hij nog een keer in de ogen van de monniken van Kosambi en canteerde tenslotte:
"Zie daar de kwartel, de kraai, de vlieg, de kikker!
Zij vermoordden de olifant! Zie daar de haat van de hater!"
* * * EINDE * * *
De haat van de hater
Een boeddhistische parabel uit India over blinde haat
Toen de Boeddha hoorde dat de monniken van Kosambi ruzie hadden, ging hij naar hen toe en zei: "Genoeg, monniken! Geen ruzies! Geen geschreeuw! Geen strijd! Geen getwist!" Daarna zei hij: "Monniken! Ruzie, geschreeuw, strijd en twist zijn allemaal heilloos. Want door een ruzie kon zelfs een kleine kwartel een edele olifant doden." En de Boeddha vertelde:
Vroeger, toen Brahmadatta over Varanasi regeerde, was de toekomstige Boeddha wedergeboren als een olifant. Hij groeide op tot een mooie grote olifant en verwierf een gevolg van tachtigduizend olifanten, hij werd de leider van de kudde en hield zijn verblijf in het Himalaya-gebergte.
In die tijd legde een wijfjeskwartel haar eieren in het gebied waar de olifanten woonden. Toen de eieren uitgebroed waren, braken de kuikens de doppen open en kwamen naar buiten. Voordat hun vleugels volgroeid waren en voordat de jonge vogels konden vliegen, kwam het Grote Dier terug naar die plek met zijn gevolg van tachtigduizend olifanten, op zoek naar voedsel.
Toen de kleine kwartel hem zag, dacht zij: "Deze olifantenkoning zal mijn kuikens verpletten en doden. Wel, ik zal hem vragen om rechtvaardige bescherming voor de verdediging van mijn kleintjes." Ze ging recht voor hem staan, vouwde haar vleugels open en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, olifant van zestig jaar,
Boswachter, roemrijke leider van de kudde;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Het Grote Dier zei: "Maak je geen zorgen, kleine kwartel, ik zal je kinderen beschermen." En hij boog zich over de kuikens en de tachtigduizend olifanten met hem. Toen richtte hij zich tot de kleine kwartel: "Achter ons komt een eenzame olifant, hij zal niet naar ons luisteren. Als je hem ook om bescherming vraagt, zijn je kleintjes misschien veilig." Dit gezegd hebbende, ging hij weer weg.
De kleine kwartel ging verder en ontmoette de eenzame olifant, betoonde respect met haar vleugels en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, eenzame olifant,
Boswachter, u gaat over heuvel en berg;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Toen de eenzame olifant deze woorden hoorde, sprak hij het volgende vers uit:
Ik zal je kuikens doden, kleine kwartel.
Wat kun jij me aandoen, zwakkeling?
Zelfs honderdduizenden als jij
Kan ik verpletten met mijn linker voet.
Zoals gezegd vertrapte hij de kleintjes onder zijn poot, waste ze weg met een straal urine, en liep trompettend weg. De kleine kwartel streek neer op een tak van een boom en dacht: "Ja, nu loop je nog te trompetten. In een paar dagen zul je zien wat ik je kan aandoen! Je begrijpt niet dat de geest sterker is dan het lichaam. Maar ik zal het je laten begrijpen!" En zo dreigend, sprak zei het vierde vers uit:
Niet altijd helpt brute kracht;
Kracht verslaat de dwaas.
Koning-olifant, ik zal je krijgen,
Je doodde mijn kleintjes omdat ik zwak ben.
Een paar dagen later richtte de kwartel zich tot een kraai. De kraai stond haar te woord en zei: "Wat kan ik voor je doen? " De kleine kwartel zei: "Meester, er is maar één ding dat ik gedaan wil hebben. Ik vraag je de ogen uit te steken van de eenzame olifant." "Komt goed," antwoordde de kraai. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een vlieg. De vlieg zei: "Wat kan ik voor je doen?" De kleine kwartel zei: "Als de kraai de ogen uit de oogkassen van de eenzame olifant heeft gestoken, vraag ik jou daar eitjes in te leggen." "Komt goed," antwoordde de vlieg. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een kikker. De kikker vroeg: "Wat kan ik voor je doen?" "Als de eenzame olifant blind is en naar water zoekt, alsjeblieft, spring naar de top van de berg en kwaak, en als hij de bergtop opgeklommen is, spring dan weg en kwaak in het dal. Dit is alles wat ik van je vraag." Toen de kikker dit hoorde zei ook hij: "Komt goed."
Op een dag pikte de kraai de beide ogen van de olifant uit en de vlieg legde er eitjes in. De olifant werd aangegeten door maden, gek van de pijn en smachtend naar water doolde hij rond, zoekend naar iets te drinken. Op dat moment sprong de kikker naar de bergtop en kwaakte. De olifant dacht: "Daar moet water zijn," en klom de berg op. Toen sprong de kikker naar beneden en aangekomen in het dal, kwaakte het daar. De olifant dacht: "Daar moet water zijn." Toen hij bij de rand van de afgrond kwam, viel hij naar beneden en stierf.
Toen de kleine kwartel zag dat hij dood was, riep ze uit: "Ik heb de rug van mijn vijand gezien!" Voldaan en blij liep ze trots heen en weer over zijn schouders. Daarna overleed ze zelf als gevolg van haar daden.
Toen de Boeddha de laatste rekels uitsprak keek hij nog een keer in de ogen van de monniken van Kosambi en canteerde tenslotte:
"Zie daar de kwartel, de kraai, de vlieg, de kikker!
Zij vermoordden de olifant! Zie daar de haat van de hater!"
* * * EINDE * * *
Je hoeft me geen gelijk te geven, ik heb het al. Vraag maar aan dangeensuus.
woensdag 9 september 2009 om 16:34
quote:HoiPippiLangkous schreef op 09 september 2009 @ 16:31:
Over Karma
De haat van de hater
Een boeddhistische parabel uit India over blinde haat
Toen de Boeddha hoorde dat de monniken van Kosambi ruzie hadden, ging hij naar hen toe en zei: "Genoeg, monniken! Geen ruzies! Geen geschreeuw! Geen strijd! Geen getwist!" Daarna zei hij: "Monniken! Ruzie, geschreeuw, strijd en twist zijn allemaal heilloos. Want door een ruzie kon zelfs een kleine kwartel een edele olifant doden." En de Boeddha vertelde:
Vroeger, toen Brahmadatta over Varanasi regeerde, was de toekomstige Boeddha wedergeboren als een olifant. Hij groeide op tot een mooie grote olifant en verwierf een gevolg van tachtigduizend olifanten, hij werd de leider van de kudde en hield zijn verblijf in het Himalaya-gebergte.
In die tijd legde een wijfjeskwartel haar eieren in het gebied waar de olifanten woonden. Toen de eieren uitgebroed waren, braken de kuikens de doppen open en kwamen naar buiten. Voordat hun vleugels volgroeid waren en voordat de jonge vogels konden vliegen, kwam het Grote Dier terug naar die plek met zijn gevolg van tachtigduizend olifanten, op zoek naar voedsel.
Toen de kleine kwartel hem zag, dacht zij: "Deze olifantenkoning zal mijn kuikens verpletten en doden. Wel, ik zal hem vragen om rechtvaardige bescherming voor de verdediging van mijn kleintjes." Ze ging recht voor hem staan, vouwde haar vleugels open en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, olifant van zestig jaar,
Boswachter, roemrijke leider van de kudde;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Het Grote Dier zei: "Maak je geen zorgen, kleine kwartel, ik zal je kinderen beschermen." En hij boog zich over de kuikens en de tachtigduizend olifanten met hem. Toen richtte hij zich tot de kleine kwartel: "Achter ons komt een eenzame olifant, hij zal niet naar ons luisteren. Als je hem ook om bescherming vraagt, zijn je kleintjes misschien veilig." Dit gezegd hebbende, ging hij weer weg.
De kleine kwartel ging verder en ontmoette de eenzame olifant, betoonde respect met haar vleugels en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, eenzame olifant,
Boswachter, u gaat over heuvel en berg;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Toen de eenzame olifant deze woorden hoorde, sprak hij het volgende vers uit:
Ik zal je kuikens doden, kleine kwartel.
Wat kun jij me aandoen, zwakkeling?
Zelfs honderdduizenden als jij
Kan ik verpletten met mijn linker voet.
Zoals gezegd vertrapte hij de kleintjes onder zijn poot, waste ze weg met een straal urine, en liep trompettend weg. De kleine kwartel streek neer op een tak van een boom en dacht: "Ja, nu loop je nog te trompetten. In een paar dagen zul je zien wat ik je kan aandoen! Je begrijpt niet dat de geest sterker is dan het lichaam. Maar ik zal het je laten begrijpen!" En zo dreigend, sprak zei het vierde vers uit:
Niet altijd helpt brute kracht;
Kracht verslaat de dwaas.
Koning-olifant, ik zal je krijgen,
Je doodde mijn kleintjes omdat ik zwak ben.
Een paar dagen later richtte de kwartel zich tot een kraai. De kraai stond haar te woord en zei: "Wat kan ik voor je doen? " De kleine kwartel zei: "Meester, er is maar één ding dat ik gedaan wil hebben. Ik vraag je de ogen uit te steken van de eenzame olifant." "Komt goed," antwoordde de kraai. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een vlieg. De vlieg zei: "Wat kan ik voor je doen?" De kleine kwartel zei: "Als de kraai de ogen uit de oogkassen van de eenzame olifant heeft gestoken, vraag ik jou daar eitjes in te leggen." "Komt goed," antwoordde de vlieg. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een kikker. De kikker vroeg: "Wat kan ik voor je doen?" "Als de eenzame olifant blind is en naar water zoekt, alsjeblieft, spring naar de top van de berg en kwaak, en als hij de bergtop opgeklommen is, spring dan weg en kwaak in het dal. Dit is alles wat ik van je vraag." Toen de kikker dit hoorde zei ook hij: "Komt goed."
Op een dag pikte de kraai de beide ogen van de olifant uit en de vlieg legde er eitjes in. De olifant werd aangegeten door maden, gek van de pijn en smachtend naar water doolde hij rond, zoekend naar iets te drinken. Op dat moment sprong de kikker naar de bergtop en kwaakte. De olifant dacht: "Daar moet water zijn," en klom de berg op. Toen sprong de kikker naar beneden en aangekomen in het dal, kwaakte het daar. De olifant dacht: "Daar moet water zijn." Toen hij bij de rand van de afgrond kwam, viel hij naar beneden en stierf.
Toen de kleine kwartel zag dat hij dood was, riep ze uit: "Ik heb de rug van mijn vijand gezien!" Voldaan en blij liep ze trots heen en weer over zijn schouders. Daarna overleed ze zelf als gevolg van haar daden.
Toen de Boeddha de laatste rekels uitsprak keek hij nog een keer in de ogen van de monniken van Kosambi en canteerde tenslotte:
"Zie daar de kwartel, de kraai, de vlieg, de kikker!
Zij vermoordden de olifant! Zie daar de haat van de hater!"
* * * EINDE * * *Ik laat het eeeeeeeeeeeven op mij inwerken Pippi...
Over Karma
De haat van de hater
Een boeddhistische parabel uit India over blinde haat
Toen de Boeddha hoorde dat de monniken van Kosambi ruzie hadden, ging hij naar hen toe en zei: "Genoeg, monniken! Geen ruzies! Geen geschreeuw! Geen strijd! Geen getwist!" Daarna zei hij: "Monniken! Ruzie, geschreeuw, strijd en twist zijn allemaal heilloos. Want door een ruzie kon zelfs een kleine kwartel een edele olifant doden." En de Boeddha vertelde:
Vroeger, toen Brahmadatta over Varanasi regeerde, was de toekomstige Boeddha wedergeboren als een olifant. Hij groeide op tot een mooie grote olifant en verwierf een gevolg van tachtigduizend olifanten, hij werd de leider van de kudde en hield zijn verblijf in het Himalaya-gebergte.
In die tijd legde een wijfjeskwartel haar eieren in het gebied waar de olifanten woonden. Toen de eieren uitgebroed waren, braken de kuikens de doppen open en kwamen naar buiten. Voordat hun vleugels volgroeid waren en voordat de jonge vogels konden vliegen, kwam het Grote Dier terug naar die plek met zijn gevolg van tachtigduizend olifanten, op zoek naar voedsel.
Toen de kleine kwartel hem zag, dacht zij: "Deze olifantenkoning zal mijn kuikens verpletten en doden. Wel, ik zal hem vragen om rechtvaardige bescherming voor de verdediging van mijn kleintjes." Ze ging recht voor hem staan, vouwde haar vleugels open en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, olifant van zestig jaar,
Boswachter, roemrijke leider van de kudde;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Het Grote Dier zei: "Maak je geen zorgen, kleine kwartel, ik zal je kinderen beschermen." En hij boog zich over de kuikens en de tachtigduizend olifanten met hem. Toen richtte hij zich tot de kleine kwartel: "Achter ons komt een eenzame olifant, hij zal niet naar ons luisteren. Als je hem ook om bescherming vraagt, zijn je kleintjes misschien veilig." Dit gezegd hebbende, ging hij weer weg.
De kleine kwartel ging verder en ontmoette de eenzame olifant, betoonde respect met haar vleugels en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, eenzame olifant,
Boswachter, u gaat over heuvel en berg;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Toen de eenzame olifant deze woorden hoorde, sprak hij het volgende vers uit:
Ik zal je kuikens doden, kleine kwartel.
Wat kun jij me aandoen, zwakkeling?
Zelfs honderdduizenden als jij
Kan ik verpletten met mijn linker voet.
Zoals gezegd vertrapte hij de kleintjes onder zijn poot, waste ze weg met een straal urine, en liep trompettend weg. De kleine kwartel streek neer op een tak van een boom en dacht: "Ja, nu loop je nog te trompetten. In een paar dagen zul je zien wat ik je kan aandoen! Je begrijpt niet dat de geest sterker is dan het lichaam. Maar ik zal het je laten begrijpen!" En zo dreigend, sprak zei het vierde vers uit:
Niet altijd helpt brute kracht;
Kracht verslaat de dwaas.
Koning-olifant, ik zal je krijgen,
Je doodde mijn kleintjes omdat ik zwak ben.
Een paar dagen later richtte de kwartel zich tot een kraai. De kraai stond haar te woord en zei: "Wat kan ik voor je doen? " De kleine kwartel zei: "Meester, er is maar één ding dat ik gedaan wil hebben. Ik vraag je de ogen uit te steken van de eenzame olifant." "Komt goed," antwoordde de kraai. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een vlieg. De vlieg zei: "Wat kan ik voor je doen?" De kleine kwartel zei: "Als de kraai de ogen uit de oogkassen van de eenzame olifant heeft gestoken, vraag ik jou daar eitjes in te leggen." "Komt goed," antwoordde de vlieg. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een kikker. De kikker vroeg: "Wat kan ik voor je doen?" "Als de eenzame olifant blind is en naar water zoekt, alsjeblieft, spring naar de top van de berg en kwaak, en als hij de bergtop opgeklommen is, spring dan weg en kwaak in het dal. Dit is alles wat ik van je vraag." Toen de kikker dit hoorde zei ook hij: "Komt goed."
Op een dag pikte de kraai de beide ogen van de olifant uit en de vlieg legde er eitjes in. De olifant werd aangegeten door maden, gek van de pijn en smachtend naar water doolde hij rond, zoekend naar iets te drinken. Op dat moment sprong de kikker naar de bergtop en kwaakte. De olifant dacht: "Daar moet water zijn," en klom de berg op. Toen sprong de kikker naar beneden en aangekomen in het dal, kwaakte het daar. De olifant dacht: "Daar moet water zijn." Toen hij bij de rand van de afgrond kwam, viel hij naar beneden en stierf.
Toen de kleine kwartel zag dat hij dood was, riep ze uit: "Ik heb de rug van mijn vijand gezien!" Voldaan en blij liep ze trots heen en weer over zijn schouders. Daarna overleed ze zelf als gevolg van haar daden.
Toen de Boeddha de laatste rekels uitsprak keek hij nog een keer in de ogen van de monniken van Kosambi en canteerde tenslotte:
"Zie daar de kwartel, de kraai, de vlieg, de kikker!
Zij vermoordden de olifant! Zie daar de haat van de hater!"
* * * EINDE * * *Ik laat het eeeeeeeeeeeven op mij inwerken Pippi...

woensdag 9 september 2009 om 16:56

woensdag 9 september 2009 om 17:10